Beste mensen,
Ik ben op zoek voor mijn oma naar de tekst van het liedje dat heet 'Het vrouwtje van Stavoren'.Wie o wie kent/heeft de tekst hiervan?Alvast vriendelijk bedankt
Heb het voor u gevonden, veel plezier ermee
Het vrouwtje van stavoren
1
Hoort vrienden, hoort een lied
Dat duidelijk zal verklaren,
Wat eenmaal is geschied.
Voor meer dan duizend jaren,
Toen oud en grijs Stavoren,
Nog bloeide op Frieslands grond
En van zijn macht deed horen,
Door heel het wereldrond.
2
Daar in die rijke stad
Die jaarlijks duizend schepen,
Belaan met ‘s werelds schat
Haar haven in zag slepen,
Daar leefde in roem en ere,
Een rijke weduwvrouw
Wier voorbeeld ons zal leren
Hoe hoogmoed voert tot rouw.
3
Geen koper, neen goud
Zo sprak zij, siert mijn woning.
En ‘t huis voor haar gebouwd
Scheen ‘t woonhuis van een koning.
‘t Was al wat de ogen zagen,
Vol vorstelijke praal,
En hoeft men niet te vragen,
De stoep was van metaal.
4
De leuning was zeer schoon
Uit louter goud gedreven
De deurknop scheen een kroon
Met paarlen omgeven,
En brede zilveren platen
Geklonken aan de grond
Bedekten al de straten
Zover haar woning stond.
5
Daar treedt een zeekapitein
Haar bij de haven tegen,
Wat, sprak zij, zal het zijn
Wat schoons hebt gij verkregen
Wat heerlijks brengt gij mede
Uit overzees gebied.
Uw schip ligt op de reede
Maar hoe, gij antwoord niet?
6
‘k Heb immers u belast
Het kostelijkst in te laden
Wat rondom de Oostzee was
En ‘t oog hier kan verzaden.
Wie zich aan prijs mocht storen,
‘k Vraag nimmer naar het geld,
De weduwe van Stavoren,
Wordt niet teleurgesteld.
7
‘k Bracht tarwe naar uw zin
Als edelst wat wij vonden.
Aan stuurboord kwam het in
Zoveel wij laden konden.
Hoe, gilt zij dol van zinnen,
Hoe, tarwe ? lage guit,
Bracht gij ze aan stuurboord binnen
Zo werp ze aan bakboord uit.
Helaas, het kostelijk graan
Werd in de vloed geworpen,
Een grijsaard zag het aan
Uit een der naaste dorpen,
Beef, sprak hij, o vrouwe,
Wellicht lijdt gij eens gebrek,
Dat nooit dit stuk u rouwe.
Zwijg, sprak ze, grijze gek.
9
Zij lachte en greep haar ring,
En wierp met luid geschater,
terwiul zij henen ging,
Hem weg in het woelige water.
Kijk, riep ze, dwaze kerel,
Eer geef de zee weerom,
Deez’ schone ring en parel.
Eer ik tot armoe kom.
10
Het duurde een dag of acht
Toen werd op haar verlangen,
Een grote vis gebracht
Zo pas in zee gevangen.
Maar sidderend zonk ze neder
Want reeds met de eerste snee,
Vond zij haar ring toen weder,
Laatst geworpen in de zee.
11
Daar treedt een dienstknecht in.
Uw schepen zijn verloren,
De zee zwolg alles is
Gods wraak rust op Stavoren.
Een andere knecht snelt binnen,
En biedt een brief haar aan.
God, gilt ze woest van zinnen
Mijn glorie is vergaan.
12
Beroofd van goed en geld,
Veracht van wie haar kende,
Zoals de oude meldt,
Werd ze een slachtoffer der ellende.
Nog doet de nazaat horen,
Der hoverdij tot les
Hoe ‘t vrouwtje van Stavoren,
Nog stierf als bedelares.
13
Nog ziet men aan het strand,
Zo rijk in vroeger dagen,
De haven gans verzand.
Een zee van halmen dragen,
Maar ledig zijn die aren
Geen korrel lacht u aan,
Als blijk wat hier voor jaren,
Gods almacht heeft gedaan.
14
Ja hoogmoed wordt vernederd,
Is wissen van beschoren,
Het werd ons hier beleerd
Door ‘t vrouwtje van Stavoren,
Wilt vrienden er aan denken,
Wat ook het lot u biedt,
Al wat u wordt geschonken
Doch hoogmoed past ons niet.
Als U in de zoekbalk het volgende intikt:
www.hetvrouwtjevanStavoren ,dan krijgt U een site van een hotel in Stavoren en dat hotel heet, juist,"het vrouwtje van Stavoren.
Op deze site staat de hele ballade, maar wees voorzichtig, er zit een auteursrecht op van dit hotel!
Vriendelijke groet van J.Albers